4 januari 2016

Boetebesluit short-stay verhuur aan toeristen

Categorie: Woningdelen

Bij (illegale) airbnb-verhuur kan de gemeente op grond van de Huisvestingsverordening kan de gemeente een bestuurlijke boete opleggen bij overtreding van artikel 30 van de Huisvestingswet. De bestemming gemengde doeleinden in het bestemmingsplan sluit short stay niet op voorhand uit. Een advocaat bestuursrecht kan adviseren omtrent de geschiktheid van een bestemming voor short stay. In een zaak van de gemeente Amsterdam werd voor zes woningen een boete van € 72.000 opgelegd. De woningen zouden volgens de gemeente aan de woonruimtevoorraad zijn onttrokken voor logies ofwel short-stay. Deze procedure werd door de eigenaar gestart tegen de gemeente Amsterdam omdat de bestuurlijke boete wegens short stay door de gemeente onterecht werd opgelegd. In plaats van een bestuurlijke boete kan bij ook een dwangsom opgelegd worden.

Overtreding bestemmingsplan wegens short stay?

De in het pand aanwezige woonruimten vanaf juni 2012 worden gebruikt voor logiesverblijf (short stay) Het pand heeft volgens het bestemmingsplan de bestemming ‘gemengde doeleinden’. De gemeente heeft aan de opgelegde boetes ten grondslag gelegd dat uit verrichte huisbezoeken is gebleken dat de woonruimten worden gebruikt als logies/hotel. Voor zover de woonruimten worden gebruikt als ‘short stay’, geldt volgens de gemeente dat geen vrijstelling van de vergunningplicht, omdat de woonruimten vóór 1 januari 2008 tot stand zijn gekomen en bestemd zijn geweest voor permanente bewoning. De gemeente stelt derhalve in strijd met artikel 30, eerste lid, van de Huisvestingswet zonder vergunning zes woonruimten aan de woonruimtevoorraad onttrokken.

Beroep short stay boete gemeente

De eigenaar ging in beroep bij de rechtbank tegen de short stay boetes van de gemeente. De rechtbank meent dat het pand derhalve vóór 2004 niet tot de woonruimtevoorraad behoorde en dat het gebruik van het pand eerst na de verbouwing in 2006 kon worden hervat. De rechtbank is van oordeel dat ook nadien geen permanente bewoning in de ontstane woonruimten heeft plaatsgevonden. De woonruimten zijn derhalve niet tot de woonruimtevoorraad gaan behoren en kunnen daaraan dus ook niet onttrokken worden volgens de rechtbank zodat het college ten onrechte aan de opgelegde boetes ten grondslag heeft gelegd dat eigenaar van het pand de woonruimten in strijd met artikel 30, eerste lid, van de Huisvestingswet zonder vergunning aan de woonruimtevoorraad heeft onttrokken,

Bewijslast overtreding bij gemeente boetebesluit

Bij een bestuursrechtelijk boetebesluit als uitgangspunt dat het bestuursorgaan zoals de gemeente het dragend bewijs van een overtreding bij de voltooiing van de bestuurlijke besluitvorming (dus bij het besluit) dient te leveren. Ook de Raad van State oordeelt dat de gemeente niet aangetoond dat die woonruimten ook op enig moment voor permanente bewoning bestemd zijn geweest. Of zich in een concreet geval een overtreding heeft voorgedaan, geldt, gelet op de waarborgen die voortvloeien uit artikel 6, tweede lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), als uitgangspunt dat op de gemeente de bewijslast rust van een overtreding. In geval van twijfel dient aan de betrokkene het voordeel van de twijfel te worden gegund (overweging 4.8.3 van het arrest van de Hoge Raad van 15 april 2011 in zaak nr. 09/03075, ECLI:NL:HR:2011:BN6324).

De gemeente heeft de boetes wegens verhuur aan toeristen dus ten onrechte opgelegd. De eigenaar is in het gelijk gesteld. Zie uitspraak Raad van State, 30 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:4034.