30 november 2016

Recht op gezondheid ondanks schadelijke stoffen en geluidsoverlast

Categorie: Bestuursrecht

 

Gezondheid is een groot goed. Ook bij de aanleg van een rijksweg en wegverbreding moet de overheid dat grondrecht bewaken. Ernstige geluidhinder of emissie van schadelijke stoffen als fijnstof (PM10) kunnen een inbreuk opleveren van grondrechten.

Rechtsbescherming tegen fijnstof en geluidsoverlast

Naar mijn oordeel is ook sprake van een ernstige aantasting van het recht op respect voor de woning, indien de bewoners in hun woning blootstaan aan voor de gezondheid (potentieel) schadelijke emissies. De woning is immers juist de plaats waar mensen zich onbezorgd en veilig moeten kunnen terugtrekken. Een dergelijke aantasting dient dan ook zorgvuldig te worden afgewogen tegen het algemeen belang dat met die aantasting gediend wordt. Art. 8 EVRM is van toepassing zijn in hinder- en overlast situaties zoals geluidsoverlast en schadelijks emissies die een gezond en rustig woongenot verstoren. Het door art. 8 EVRM beschermde recht op respect voor het privéleven omvat onder meer de gezondheid, het welzijn en meer in het algemeen de lichamelijke en psychische integriteit.

Recht op gezond leven en richtlijnen WHO

Bij het toetsen of sprake is van een schending van het EVRM maakt het EHRM vaak gebruik van richtlijnen van gespecialiseerde instanties, deskundigenadviezen en wetenschappelijke publicaties, bijvoorbeeld van de WHO. In zaken over geluidshinder betrekt het EHRM bij het beantwoorden van de vraag of er als gevolg van de geluidshinder sprake is van een schending van art. 8 EVRM geregeld de richtlijnen van de Wereldgezondheidsorganisatie (hierna: WHO) over geluidshinder. Mede aan de hand daarvan beoordeelt het dan of de geluidsbelasting zodanig ernstig is om een positieve verplichting tot het treffen van beschermende maatregelen voor de overheid in het leven te roepen. Lees ook: rechtsbescherming tegen geluidsoverlast.

Wet geluidhinder en extra geluidsvoorzieningen

In de zaak van de bewoner langs de A2 (zaaknummer (ECLI:NL:RVS:2016:1127) was de gemeente op grond van de Wet Geluidhinder (Wgh) niet verplicht was geluidwerende voorzieningen te laten aanbrengen, omdat de geluidsbelasting binnen in de woning van appellant blijkens een akoestisch onderzoek ten hoogste 43 dB bedraagt en deze geluidsbelasting voldoet aan de waarde van maximaal 43 dB die was opgenomen in art. 111a lid 9 (oud) Wgh. Volgens de Raad van State was het college ook niet op grond van art. 8 EVRM verplicht om geluidwerende voorzieningen aan te laten brengen. Lees ook: procedure hoger beroep Raad van State.

Extra voorzieningen tegen geluidhinder voor de rechter

Het oordeel van de rechter dat bij een geluidswaarde in de woning van 43 dB (Lden) geen sprake is van een zodanig hoge geluidsbelasting dat sprake is van een schending van art. 8 EVRM is voor discussie vatbaar. Vooral gelet op lijkt mij in het licht van de huidige stand van de medische wetenschap (zoals deze blijkt uit de geluidsrichtlijnen van de WHO en het genoemde recente advies van de Gezondheidsraad) en de recentere rechtspraak van het EHRM (vooral het arrest-Oluic/Kroatië). Omdat Nederland klein is, leeft wellicht de vrees dat het hek van de dam als de gemeente extra geluidsvoorzieningen moet treffen. Dat lijkt mij onterecht want ieder geval wordt op de specifiek feiten en omstandigheden getoetst.

Artikel 8 EVRM bij verstoren woongenot door hinder en overlast

Het door art. 8 EVRM beschermde recht op respect voor het privéleven omvat onder meer de gezondheid, het welzijn en meer in het algemeen de lichamelijke en psychische integriteit (zie bijvoorbeeld EHRM 9 juni 2005, nr. 55723/00, «EHRC» 2005/80, m.nt. Janssen (Fadeyeva/Rusland). Indien de binnenwaarde van 43 dB (Lden) zodanig hoog is dat appellant volgens objectieve medisch-wetenschappelijke kennis blootstaat aan een geluidsbelasting die schadelijk is of kan zijn voor zijn gezondheid dan dient de overheid extra maatregelen te treffen. Art 8 EVRM kan door de overheid en de rechter daarvoor als grondslag gebruikt worden om het recht op gezond woongenot te realiseren.