25 maart 2013

Schadevergoeding bij bestuurdersaansprakelijkheid

Categorie: Faillissementsrecht

Gordt en Kloese waren in dienst van Noordhuis Emmen. Zij hebben aanbiedingen om de respectieve arbeidsovereenkomsten in der minne te beëindigen afgewezen, terwijl verzoeken van Noordhuis Emmen om toestemming voor ontslag van Gordt en Kloese door het UWV werkbedrijf eveneens zijn afgewezen. Vervolgens is Noordhuis Emmen op eigen aangifte failliet verklaard. De onderneming van Noordhuis Emmen is door de curator verkocht aan Noordhuis Kantoorspecialisten. De overige vijf werknemers van Noordhuis Emmen zijn in dienst getreden van Noordhuis Kantoorspecialisten. Gordt en Kloese hebben geen aanbod gehad om bij Noordhuis Kantoorspecialisten in dienst te treden.

Schadevergoeding

In casus betreft het een geschil tussen Gordt en Kloese enerzijds en de bestuurder, alsmede de indirect bestuurder van Noordhuis Emmen anderzijds. Zij vorderen schadevergoeding, omdat de bestuurder en de indirect bestuurder van Noordhuis Emmen onrechtmatig jegens Gordt en Kloese hebben gehandeld door aangifte te doen van het faillissement.

In r.o. 4.3 overweegt de rechtbank dat “tegen de achtergrond van de voormelde onder 4.3a) tot en met 4.3f) weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, en gelet op de daarbij gegeven overwegingen, (…) voldoende is komen vast te staan dat de aangifte van het faillissement van Noordhuis Emmen in hoofdzaak is gedaan om aldus gemakkelijk en goedkoop af te komen van de arbeidsrechtelijke verplichtingen jegens Gordt en Kloese teneinde de onderneming van Noordhuis Emmen te kunnen doorverkopen (…)”.

Visie advocaat ondernemingsrecht

Een overweging dat aansprakelijkheid wordt aangenomen op grond van een opsomming van feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, is niet erg sterk. Ik vind de motivering van het vonnis dan ook niet overtuigend. Mijns inziens is sprake van misbruik van de bevoegdheid aangifte te doen van het faillissement en van onrechtmatig handelen jegens de werknemers als zonder het faillissement ook had kunnen worden gesaneerd en gereorganiseerd. Omdat de werknemers zich erop beroepen dat de aangifte van het faillissement kwalificeert als misbruik en de (indirecte) bestuurders jegens hen onrechtmatig hebben gehandeld, dragen zij de stelplicht en bewijslast van deze stellingen.

Het is voor werknemers niet eenvoudig om te bewijzen dat ook zonder het faillissement had kunnen worden gesaneerd en gereorganiseerd. Wat mij betreft had de rechtbank op grond van de door haar genoemde feiten en omstandigheden wel van het vermoeden kunnen uitgaan dat sprake is van misbruik van de bevoegdheid aangifte te doen van het faillissement en van onrechtmatig handelen jegens Gordt en Kloese. Vervolgens hadden de (indirecte) bestuurders bewijs tegen dit vermoeden dienen te leveren. Op die manier worden de (indirecte) bestuurders naar ik aanneem “gedwongen” te laten zien dat de cijfers van Noordhuis Emmen zodanig waren dat een faillissement onvermijdelijk was.