28 mei 2021

Wet Bestuur en Toezicht: wat wijzigt er per 1 juli 2021?

Categorie: Vennootschapsrecht

De regels omtrent het bestuur en toezicht van verenigingen en stichtingen worden met inwerkingtreding van de WBTR gewijzigd c.q. verduidelijkt en meer in lijn gebracht met de wettelijke regels voor de naamloze vennootschappen (NV’s) en besloten vennootschappen (BV’s).

De wijzigingen van de WBTR hebben eveneens betrekking op coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen. In deze blog zullen wij ons echter met name richten op verenigingen en stichtingen. Onderstaand gaan wij kort in op de belangrijkste wijzigingen die uit de WBTR voortvloeien.

Wijzigingen WBTR

Toezicht: Op basis van de WBTR wordt het vanaf 1 juli 2021 voor alle rechtspersonen mogelijk om een (wettelijk verankerd) toezichthoudend orgaan in te stellen. Dit kan in de vorm van one-tier of two-tier board. Een one-tier board is een zogenoemd monistisch bestuursmodel, waarbij het bestuur bestaat uit zowel de directie als de toezichthouders. Een two-tier board is een dualistisch bestuursmodel, waarbij het bestuur de dagelijkse leiding neemt over de rechtspersoon en een aparte raad van commissarissen toezicht houdt op het bestuur. In het laatste geval worden bestuur en toezicht dus van elkaar gescheiden in twee verschillende organen.

Meervoudig stemrecht: In het huidige wettelijke systeem zijn voor verenigingen en stichtingen geen (beperkende) regels opgenomen over het toekennen van meervoudig stemrecht aan bestuurders en/of commissarissen. Door de invoering van de WBTR wordt de mogelijkheid hiertoe aan banden gelegd. Dit betekent dat een bestuurder of commissaris niet meer stemmen kan uitbrengen dan de andere bestuurders of commissarissen tezamen. Hiermee wordt voorkomen dat een bestuurder of commissaris alle zeggenschap heeft. Indien in de statuten thans een regeling is opgenomen die niet in lijn is met voorgaande beperking, dan blijft deze regeling geldig tot de eerstvolgende statutenwijzigingen – doch uiterlijk tot vijf jaar na de inwerkingtreding van de WBTR (1 juli 2026).

Besluitvorming en tegenstrijdig belang: Het kan voorkomen dat een bestuurder of commissaris direct of indirect een persoonlijk belang heeft dat haaks staat op het belang van de vennootschap. Voor NV’s en BV’s is reeds in de wet opgenomen dat een bestuurder of commissaris in een dergelijk geval niet mag deelnemen aan de besluitvorming over dit onderwerp. Met inwerkingtreding van de WBTR geldt deze wettelijke beperking ook voor de bestuurder of commissaris van stichtingen en verenigingen. De wetgever

beoogt hiermee te voorkomen dat bestuurders hun persoonlijk belang mogelijk laten prevaleren boven het belang van de rechtspersoon.

Statuten moeten belet-en ontstentenisregeling bevatten: Op basis van de WBTR wordt het verplicht om een belet of ontstentenis-regeling in de statuten op te nemen. Daarin moet het beleid van de rechtspersoon worden opgenomen in geval de bestuurder zijn taken niet meer kan uitvoeren, bijvoorbeeld in geval van schorsing of ziekte. Voor rechtspersonen die op 1 juli 2021 of daarna worden opgericht geldt deze verplichting direct. Voor rechtspersonen die al voor 1 juli 2021 zijn opgericht geldt dat zij deze regeling bij de eerstvolgende wijziging van de statuten moeten opnemen.

Taakvervulling en aansprakelijkheid: Op basis van de WBTR wordt het voor iedere rechtspersoon mogelijk om bestuurders in geval van faillissement aansprakelijk te stellen, indien in de bestuursperiode sprake is geweest van onbehoorlijke taakvervulling. Dit geldt niet alleen voor commerciële verenigingen en stichtingen, maar ook voor bestuurders die op vrijwillige basis werkzaamheden verrichten voor verenigingen en stichtingen.

Geen preventieve toets bij beëindiging arbeidsovereenkomst: Een bestuurder van een stichting of een vereniging heeft veelal twee rechtsbetrekkingen met de rechtspersoon. Ten eerste de vennootschapsrechtelijke betrekking, die tot stand komt door de benoeming. Daarnaast komt het regelmatig voor dat de bestuurder een arbeidsovereenkomst met de stichting of vereniging heeft, op basis waarvan de werkzaamheden worden verricht. Besluit het daartoe bevoegde orgaan (veelal de Raad van Toezicht / Raad van Commissarissen) de vennootschapsrechtelijke betrekking te beëindigen, dan heeft dit niet automatisch tot gevolg dat ook de arbeidsovereenkomst eindigt. Deze kan slechts worden beëindigd met wederzijds goedvinden of – als de bestuurder hieraan niet wil meewerken – na tussenkomst van het UWV of de kantonrechter. In dat laatste geval zal worden geoordeeld of sprake is van een redelijke grond voor ontslag, hetgeen in de praktijk niet in alle gevallen eenvoudig wordt aangenomen.

Met inwerkingtreding van de WBTR zal het vennootschapsrechtelijke ontslag van de bestuurder direct tot gevolg hebben dat ook de arbeidsovereenkomst eindigt (behoudens een enkele uitzondering). Hierdoor kan de bestuurder straks eenvoudiger worden ontslagen. De bestuurder kan zijn ontslag achteraf wel aanvechten bij de rechter, maar de rechter kan enkel een billijke vergoeding ter compensatie van het ontslag toekennen. Het eindigen van de arbeidsovereenkomst kan niet worden teruggedraaid. Dit is gelijk aan het systeem dat thans reeds van toepassing is op de bestuurder van de NV en de BV.

Conclusie

Zoals gezegd zijn de wijzigingen met name gericht op bestuur en toezicht van verenigingen en stichtingen te verbeteren. Hoewel niet voor alle wijzigingen direct een aanpassing van de statuten vereist is, kan het raadzaam zijn om de statuten – in het licht van voornoemde wijzigingen – kritisch te (laten) bestuderen. Daarnaast is het van belang om alert te zijn op het moment dat om andere redenen wordt besloten de statuten te wijzigen. In dat geval moeten een aantal wijzigingen op basis van de WBTR immers worden meegenomen. Indien u vragen heeft over de aanstaande wetswijziging of over de statuten van uw rechtspersoon, neemt u dan gerust contact met ons op.